-
1 afdwalen
♦voorbeelden:zijn gedachten dwaalden af naar haar • ses pensées s'égaraient vers ellevan zijn onderwerp afdwalen • s'écarter de son sujet -
2 éparpillement
-
3 stray
adj. verdwaald, zwervend--------n. (rond)zwerven (mens of dier)--------v. (rond)zwerven, (rond-)dwalen, verdwalen, afdwalenstray1[ stree] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————stray21 verdwaald ⇒ zwervend, afgedwaald2 verspreid ⇒ sporadisch, toevallig♦voorbeelden:stray cats • zwerfkatten————————stray3〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 swerve
n. zwenking, wending--------v. zwenken, plotseling uitwijkenswerve1[ swə:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zwenking ⇒ wending, zijbeweging————————swerve2♦voorbeelden:swerve from one's purpose • zijn doel uit het oog verliezenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
5 sortir
sortir1 [sortier]〈m.〉♦voorbeelden:au sortir du lit • bij het opstaanau sortir de l'hiver • tegen het einde van de winter————————sortir2 [sortier]1 weggaan ⇒ uitgaan, naar buiten gaan, komen (uit)♦voorbeelden:les canines sont en train de sortir • de hoektanden komen dooren sortir • zich eruit reddenque va-t-il en sortir? • wat zal er uit voortkomen?〈 informeel〉 je n'en sors pas • ik kom er niet mee klaar, ik kom er niet uitsortir d' affaire, d' embarras • zich uit de moeilijkheden reddensortir d' un sujet • van een onderwerp afdwalensortir d' un mauvais pas • zich uit een hachelijke situatie reddend' où sort-il? • waar komt hij vandaan?il n'est point sorti de sa froideur • hij heeft zijn koele houding geen moment laten varensortir de la légalité • onwettig handelencela sort de ma compétence • dat valt buiten mijn bevoegdheidsortir de la vie • stervensortir de maladie • pas beter zijn van een ziektela rivière est sortie de son lit • de rivier is buiten haar oevers getredencela m'est sorti de la tête • dat is me ontschotenne pas vouloir sortir de là • ergens bij blijvensortir de table • van tafel opstaansortir de l'ordinaire • anders dan anders zijnnous sortons de l'automne • de herfst is voorbijsortir de son calme • zijn kalmte verliezensortez! • eruit!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 buiten zetten, brengen ⇒ halen (uit)4 op de markt brengen ⇒ uitbrengen, publiceren♦voorbeelden:cela nous sortira de l'ordinaire • dat is weer eens wat anders♦voorbeelden:se sortir d' une situation • zich uit een situatie reddenv1) weggaan, uitgaan2) uitkomen, verschijnen [boek]4) uitlaten [hond]6) halen (uit)7) eruit gooien8) op de markt brengen, publiceren -
6 abirren
-
7 subject
adj. ondergeschikt; heeft de neiging--------n. onderwerp; vak; onderdaan--------v. onderwerpen; openbaren; overbrengensubject1[ subdzjikt] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 (studie)object ⇒ studiegebied, (leer)vak♦voorbeelden:wander from the subject • van het onderwerp afwijken/afdwalenon the subject of • omtrent, aangaande, over————————subject2[ subdzjikt]♦voorbeelden:subject to foreign rule • onder vreemde heerschappijsubject to the laws of nature • onderworpen aan de wetten van de natuurII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 onderhevig ⇒ blootgesteld, vatbaar♦voorbeelden:subject to your consent • behoudens uw toestemmingsubject to contract • afhankelijk van het sluiten van een contract————————subject3♦voorbeelden: -
8 koers
I 〈 de (mannelijk)〉1 [richting] course2 [route] route5 [geldwezen] circulation♦voorbeelden:de koers bepalen • fix/determine the coursekoers houden naar het vasteland • head for the mainlandvan koers veranderen • change course/tackkoers zetten naar het noorden • head northuit de koers raken • 〈 figuurlijk〉 drift/be off coursede nieuwe koers op politiek gebied • the new political linede koersen dalen • prices are fallingde koersen noteren • quote the pricesII 〈de〉1 [sport] race -
9 заблудиться
vgener. 't spoor bijster zijn, afdwalen, het spoor bijster zijn, verdolen, verdwalen, zich mislopen, zich verlopen -
10 deviate
n. het afwijken--------v. afwijken, uitzonderen[ die:vie▪eet] -
11 divagate
-
12 stray from the subject
stray from the subject -
13 swerve from the path
swerve from the path -
14 veer
v. afwijken, van richting veranderen[ viə]1 van richting/koers (doen) veranderen ⇒ omlopen, (met de klok mee)draaien 〈 van wind〉; 〈 figuurlijk〉 een andere kant (doen) opgaan♦voorbeelden:the wind veered round to the east • de wind draaide naar het oostenthe car veered off/across the road • de auto schoot (plotseling) van de weg af/(dwars) over de weg -
15 wander from the subject
van het onderwerp afwijken/afdwalen -
16 dévier
-
17 égarer
égarer [eegaaree]1 doen (ver)dwalen ⇒ de verkeerde weg wijzen, op een dwaalspoor brengen3 misleiden ⇒ van het rechte pad brengen, in verwarring brengen3 zoek raken ⇒ wegraken, verloren gaan1. v1) op een dwaalspoor brengen, misleiden2) zoekmaken, kwijtraken2. s'égarerv1) verdwalen3) zoek raken -
18 заблудиться
vgener. 't spoor bijster zijn, afdwalen, het spoor bijster zijn, verdolen, verdwalen, zich mislopen, zich verlopen -
19 koers
♦voorbeelden:de koers bepalen • fixer la routekoers houden (op) • garder le cap (sur)koers zetten naar • mettre le cap surhet schip op, in koers brengen • redresser le navireuit de koers brengen • dévier -
20 tekst
2 [bijbelpassage] text4 [toelichting bij een afbeelding] caption♦voorbeelden:zijn tekst kwijt zijn • have forgotten what one was going to say; 〈 op het toneel〉 have forgotten one's lines5 bij de tekst blijven • 〈 niet afdwalen〉 stick to one's point; 〈 niet toegeven〉 stick to one's guns
Страницы
- 1
- 2